SV | Ik breng dezen [vloek] voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen. |
WLC | הֹוצֵאתִ֗יהָ נְאֻם֙ יְהוָ֣ה צְבָאֹ֔ות וּבָ֙אָה֙ אֶל־בֵּ֣ית הַגַּנָּ֔ב וְאֶל־בֵּ֛ית הַנִּשְׁבָּ֥ע בִּשְׁמִ֖י לַשָּׁ֑קֶר וְלָ֙נֶה֙ בְּתֹ֣וךְ בֵּיתֹ֔ו וְכִלַּ֖תּוּ וְאֶת־עֵצָ֥יו וְאֶת־אֲבָנָֽיו׃ |
Trans. | hwōṣē’ṯîhā nə’um JHWH ṣəḇā’wōṯ ûḇā’â ’el-bêṯ hagannāḇ wə’el-bêṯ hannišəbā‘ bišəmî laššāqer wəlāneh bəṯwōḵə bêṯwō wəḵillatû wə’eṯ-‘ēṣāyw wə’eṯ-’ăḇānāyw: |
Ik breng dezen [vloek] voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Ik breng dezen [vloek] voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!